Aldo Andretti is overleden, een klein jaar na zijn zoon John. De tweelingbroer van Mario Andretti verliet op 30 december onze wereld en werd 80 jaar. Hij bleek besmet te zijn met het coronavirus.
Cynici zullen altijd zeggen dat Aldo Andretti altijd in de schaduw heeft gestaan van Mario. Misschien is dat sinds 1969, het jaar dat Aldo de helm aan de wilgen hing, ook zo. Maar voor dat jaar was Aldo vaak net zo snel als zijn beroemde broer, maar een paar zware ongevallen gooiden roet in het eten.
Vanaf het moment dat Aldo en Mario in Monza de Italiaanse Grand Prix bezochten waren ze gek van racen. Of eigenlijk waren ze dat daarvoor ook al, toen ze speelden met zeepkisten in de straten van Montona. Dat lag toen nog in Italië, tegenwoordig in Kroatië.
“Wij waren altijd competitief ingesteld, we wilden altijd winnen. Daarbij waren we ook zeer geïnteresseerd in techniek en we richtten ons al gauw op fietsen. Die waren redelijk betaalbaar en auto’s zagen we nog niet veel in Montona. Onze vader gaf ons een paard voor onze verjaardag, ongetwijfeld goedbedoeld, maar wij wilden een fiets!” aldus Mario in de voortreffelijke NBC documentaire “Drive Like Andretti”.
Omdat Montona na de oorlog werd toegedeeld aan communistisch Joegoslavië besloot de familie Andretti te vertrekken. De Andretti’s kwamen uiteindelijk terecht in een vluchtelingenkamp in Lucca waar ze tot 1955 zouden blijven wonen.
De tweeling hielp mee in een lokale garage en op een dag in 1954 namen de twee eigenaren de tweeling mee naar Monza. En vanaf toen hadden Aldo en Mario een levensdoel: net zo groot worden als hun idool, Alberto Ascari. Daarvoor moest alles wijken.
Groot was voor hen dan ook de schok toen hun vader bekend maakte te gaan emigreren naar Amerika. Het leven in het vluchtelingenkamp viel niet mee maar één ding wisten Aldo en Mario zeker: in Amerika was er geen Formule 1, geen Grand Prix en geen Ascari, hoewel de Italiaan wel een keer de Indy 500 had gedaan. “We zouden gaan wonen in Nazareth, Pensylvania, om daar te gaan werken bij het tankstation van een oom. Nazareth! Die naam deed ons alleen maar denken aan een beroemdheid van 2000 jaar geleden!”, aldus Aldo.
De tweeling was down in die eerste dagen in Nazareth. Dat veranderde drastisch toen ze op een dag aan het werk waren bij het tankstation en er een pickup truck met aanhanger stopte. Op de aanhanger stond een sprintcar. “Waar is de baan?” was de eerste vraag. Antwoord: “Een paar honderd meter verderop.” En daarmee was er weer perspectief.
Geld was er altijd tekort dus deelden de Andretti’s alles. Ze hadden één fiets en één auto. Ze deelden ook hun shifts bij het tankstation. En ze deelden ook nog steeds hun passie voor racen, maar dat hielden ze angstvallig geheim voor hun vader. Die had net het bericht gelezen van de ramp in Le Mans en snapte niet hoe iemand autosport leuk kon vinden.
Aldo en Mario deelden in 1959 ook 1 racewagen: een Hudson stockcar uit 1948. Hiermee zouden ze gaan racen in het lokale stockcar kampioenschap. De meeste tegenstanders reden met Fords uit 1937. Aldo had geredeneerd dat ze beter met de Hudson konden rijden, “want die lui met die Fords weten precies hoe hun wagens zich gedragen. Als we ook een Ford gaan rijden staan we gegarandeerd achter. Met de Hudson kunnen we misschien een voordeeltje pakken.”
Aldo reed de eerste race met de Hudson, op de halve mijl van Nazareth. De organisatie vroeg zich af of die onbekende Italiaan wel een licentie waardig was. Maar Aldo blufte zich in de race door te beweren dat hij en zijn broer al raceten sinds hun 13e en dat ze Formule Junior races hadden gereden in Italië. En zo mocht Aldo starten.
Omdat hij nieuw was moest Aldo achteraan starten. Niet dat het wat uitmaakte. Aldo begon wagen na wagen in te halen en aan het einde van de race had hij gewonnen. De organisatie die eerst wat smalend had gekeken naar de Italianen was sprakeloos.
De volgende race was het Mario’s beurt en ook hij wist te winnen. “Dat eerste jaar, 1959, kan ik mij weinig 2e of 3e plaatsen herinneren. We wonnen of we crashten” aldus Aldo.
Al gauw begonnen de Andretti’s uit te waaieren naar andere banen in de omgeving in Pensylvania en New Jersey. En de lokale krant begon ook te schrijven en het zou moeilijk worden om de race activiteiten geheim te houden voor vader Andretti. Maar gelukkig sprak de man nog geen woord Engels en keek hij alleen maar vreemd op toen zijn baas hem feliciteerde met de prestaties van zijn zoons.
Maar het geheim zou niet lang bewaard blijven. Aldo had een zwaar ongeluk op Hatfield in een heat race. De top 6 zou doorgaan naar de halve finale. Aldo reed derde en zou zich dus zonder fouten kwalificeren. Maar Aldo wilde winnen en nam teveel risico, raakte de macht over het stuur kwijt en vloog de muur in, die op Hatfield uit houten planken bestond. Een paar van die planken waren krom en staken uit. En precies daar raakte Aldo de muur, de uitstekende plank scheurde de wagen uit elkaar. “And boy, that thing got me and took me for a ride!” Het dak verdween en de helm van Aldo, die hij ook al deelde met Mario, moest de klap opvangen. De helm brak en Aldo werd in bewusteloze toestand uit het wrak gehaald.
Aan Mario de zware taak om het nieuws te vertellen aan het thuisfront. Aanvankelijk vertelde hij een smoes, Aldo zou van een vrachtwagen gevallen zijn. Maar het wrak van de Hudson was al op een vrachtwagen geladen en werd teruggereden naar Nazareth waar het door velen gezien werd. Als een lopend vuurtje ging het nieuws door het stadje dat Aldo dood zou zijn. En daarmee moest Mario de waarheid vertellen.
Aldo werd 10 dagen in coma gehouden met een zware hersenschudding en diverse botbreuken. “Toen ik wakker werd moest ik alles weer opnieuw leren. Lopen en zo, maar gelukkig was ik nog jong en had ik de ambitie om weer te gaan racen.”
Na 6 maanden was Aldo terug. “Maar het ongeval was een keerpunt in zijn carrière. Daarna ging het allemaal niet meer zo natuurlijk als voorheen. Hij moest er echt voor werken” aldus Mario.
Aldo keerde terug tijdens testritten op Nazareth. Dat ging met horten-en-stoten en na de test vond Aldo dat hij helemaal klaar was voor de race op Nazareth een week later.
Helaas bleek de waarheid hard, want Aldo crashte weer maar bleef ditmaal ongedeerd. Maar ook de tweede wagen van de Andretti’s was afgeschreven….
In de races die Mario in Aldo’s afwezigheid had gereden bleek hij aardig naam te hebben gemaakt. Het gevolg was de broers ieder hun eigen weg moesten gaan. Mario zou via midgets en sprintcars doorstoten naar Indianapolis, NASCAR, Le Mans en de Formule 1. Aldo bleef achter in de sprintcars. De broers zouden elkaar nog 1 keer tegenkomen op de baan, in 1967.
Aldo zou nog 10 jaar sprintcars rijden, voornamelijk in kleine competities. Bitter is hij nooit geweest, nooit jaloers geweest op zijn broer, nooit uitgesproken “dat hij dat ook wel had gekund als…”
In 1969 kwam er een eind aan Aldo’s carrière na een zware crash in Des Moines, een oogkas werd verbrijzeld, een kaak en diverse botten gebroken. Mario drong er bij Aldo op aan om te stoppen en Aldo besloot dat het genoeg was geweest.
Vreemd genoeg stond hij een week eerder nog op de 1e rij in de startopstelling voor de Indy 500. Hoe zat dat? “Mario had de 2e startplaats veroverd in de kwalificatie maar hij had ook brandwonden opgelopen in een crash met de Lotus. En hij wilde niet met een hoofd in verband op de traditionele 1e rij foto. Dus ben ik maar voor hem ingevallen. Niemand die het zag… De race deed hij echter zelf en dat was maar goed ook want hij won…”
En zo eindigde de loopbaan van Aldo Andretti die altijd in de schaduw stond van zijn broer maar waar hij zoals eerder gezegd nooit problemen mee had. In de jaren ’80 begon zijn zoon John te racen en er waren maar weinig races van John waar Aldo niet bij was.
John reed tussen 1985 en 2011 diverse races in Indycar, NASCAR en IMSA en hij reed zelfs in 1993 een seizoen in NHRA, in de Top Fuel klasse. Hij won niet veel, 1 Indycarrace en 2 maal een NASCAR Cup race maar hij viel wel op omdat hij een paar keer een opmerkelijke double reed: op één dag de Indy 500 en de Charlotte 600 wat hem de krantenkop “John does 1100 miles a day” opleverde.
Nu bijna een jaar geleden moesten we afscheid nemen van John Andretti, hij verloor de strijd tegen kanker.
Daarbij kreeg de broer van nog 4 kinderen (Mark, Adam, Mary Jo en Carolyn) die allen succesvol waren in het publieke leven. Aldo zelf zou diverse bedrijven opzetten en heeft zich sinds 1969 bepaald niet verveeld.
Aldo Andretti is niet meer, maar hoewel zijn carrière niet zo succesvol was, “unfulfilling” om de woorden van Aldo te gebruiken, hij zal nimmer vergeten worden….