Ergens diep weggestopt op de winnaarslijsten van NASCAR staat ene Alan Kulwicki, met vijf overwinningen⊠en één kampioenschap. Moet een toevalstreffer zijn hoor ik u denken maar vaak vertellen de statistieken maar een klein deel van het verhaal. Want deze Amerikaan van Poolse afkomst was een fenomeen. Ik zal het u uitleggen.
De romantiek in de racerij is het verhaal van de rijder die met zijn eigen beperkte middelen, tegen alle tegenstromen in, tegen alle sceptische geluiden in en tegen alle ongeschreven regels en wetten in de weg naar de top weet te vinden.
We kennen natuurlijk allemaal het verhaal van Jack Brabham die met zijn eigen gebouwde auto het wereldkampioenschap Formule 1 wist te veroveren. Maar Brabham had toen hij begon met zijn eigenbouw al twee kampioenschappen op zak, gewonnen met het team van John Cooper.
Jack Brabham werd opgevolgd door Emerson Fittipaldi, ook al een tweevoudig kampioen, maar zijn poging om wereldkampioen te worden met een eigen gebouwde wagen mislukte jammerlijk.
In 1985 debuteerde een jonge onbekende Amerikaan in de NASCAR Winston Cup zoals de hoogste klasse van de NASCAR series destijds heette. Zijn naam was Alan Kulwicki.
Kulwicki was geen gewone NASCAR-rijder. Hij had een universitair diploma in machinebouw behaald in een tijd dat de meeste NASCAR-coureurs naast hun carriĂšre een 9-tot-5 baan hadden en weinig tot geen opleiding hadden genoten. Daarbij kwam Kulwicki uit de Midwest, terwijl de meesten NASCAR-rijders nog traditioneel uit het Zuiden kwamen.
Alan verloor zijn moeder toen hij zeven was, toen hij twaalf was stierf zijn broer en daarmee was hij alleen over gebleven met zijn vader die werkte als motorbouwer in USAC voor onder andere Roger McCluskey.
In die tijd, de late jaren â60, begon hij te racen met karts. Zân vader was veel op pad en daarmee was hij veel op zichzelf aangewezen, vooral om te zorgen dat hij met kart en al op de juiste locatie kon komen, maar ook voor het afstellen van chassis en motor. Zijn vader moedigde âm wel aan maar hielp niet: âIf you do it for yourself for a while, you can do it betterâ.
Vanuit de kart kampioenschappen stroomde Kulwicki door naar de stock car kampioenschappen op diverse dirt ovals in en rond Wisconsin. Hij won regelmatig en promoveerde in 1977 naar de verharde ovals. Daar viel hij niet alleen op door zijn snelheid maar vooral door zijn technische vaardigheid. Hij had net zijn universitaire opleiding machinebouw succesvol afgerond en hij wist zijn kennis onmiddellijk om te zetten in sterk verbeterde autoâs, beter dan die van zân tegenstanders. Het was het resultaat van grondig onderzoek, simulaties en heel veel testwerk, samen met racewagenbouwer Greg Krieger.
In 1980 ging Alan in het kampioenschap van de American Speed Association rijden, een soort NASCAR maar dan voor amateurs. Daar raakte hij bevriend met Rusty Wallace die hij nog vaak tegen zou komen op de baan. Kulwicki reed in zijn ASA jaren naar 5 overwinningen.
De volgende stap was logisch: NASCAR. Hij begon in de Busch Grand National Series, zeg maar de Formule 2 van NASCAR en viel in zijn eerste race meteen op: 2e aan de start, 2e aan de finish. Het was dan ook in zijn thuisrace, op de Milwaukee Mile. Bill Terry had al snel genoeg gezien en bood Kulwicki een contract voor een paar races in 1985 aan, in zijn team wat actief was in de Winston Cup, de hoogste NASCAR-divisie.
Alan ging eropin en gooide vervolgens zân leven helemaal over een ander boeg. Hij verkocht bijna alles, hield van wat hij bezat alleen de meest essentiĂ«le spullen over, laadde die in een trailer, hing de trailer achter zân pickup truck en reed er mee naar Charlotte, North Carolina, de thuisbasis van Len Terry.
Wat familie betreft had hij toch alleen nog maar zân vader, en die was bijna altijd de hort op. Er was niemand om voor in Wisconsin te blijven. En hij was toch wat een âlonerâ, iemand die graag zân eigen weg ging. Hij was alles wat de meeste NASCAR-rijders, de Good Ollâ Boys from the South, niet waren: universitair opgeleid, in het bezit van mechanische kennis, noordelijke afkomst. En Alan stoorde zich niet aan conventies, ongeschreven regels en wetten.
âAlans grootste probleem was dat niemand âm begreep. Iedereen vond hem een beetje vreemd omdat hij zich net een beetje anders kleedde en omdat hij anders dacht. Vaak analyseerde hij een probleem op andere wijze dan gebruikelijk was en kwam hij tot dezelfde uitkomst. De weg daar naartoe was alleen anders. Tot frustratie van anderen.â Aldus Peter Jellen, die jarenlang de truck reed voor Kulwicki.
Alan deed sowieso alles waarvan men âm zei dat het niet kon. Zijn grootste uitdaging was geld. Want dat had hij nooit. Hij woonde in een huurappartementje met Ă©Ă©n slaapkamer, naast de Charlotte Motor Speedway. Hij ontzegde zich elke vorm van luxe want hij stopte al zân geld in de racerij. Waarschijnlijk had hij om die reden ook nooit een relatie.
En hij zou spoedig geld nodig hebben. In 1986 reed hij zijn eerste volledige jaar in de Winston Cup, zijn rookie seizoen, maar Len Terry hield er al snel mee op. Reden voor Kulwicki om het team over te nemen.
Alan werd dus eigenaar van het team waarvoor hij reed. Hij was dus rijder, baas, teamleider en monteur, alles in Ă©Ă©n.
Hij vond het heel moeilijk om personeel aan te nemen. Hij verwachtte topkwaliteit, gewoon omdat hij dat ook van zichzelf verwachtte. En omdat hij zo slim was en alles wist, bemoeide hij zich ook overal mee, bij tijd-en-wijle tot grote frustratie van zijn team. Zijn personeel zocht hij tussen racers net als hij: racers die hun eigen wagens runden op een minimaal budget, met oog voor alle details, daarbij lange dagen makend.
âVelen dachten dat hij geniaal was. Maar ik wist het gewoon: de man was een genie. Maar hij was ook heel ongeduldig en extreem direct in zân communicatieâ volgens Ray Evernham die het precies 6 weken uithield in het team. Een team wat wel een enorme leerschool bleek te zijn. Evernham zou later diverse kampioenschappen behalen met Jeff Gordon alvorens zijn eigen team te beginnen. En ook anderen, Paul Andrews, Tony Gibson en Brian Whitesell zouden nog jaren in NASCAR werkzaam zijn.
Alan Kulwicki Racing, oftewel AK Racing, zoals het team na de overname zou heten, behaalde met zijn owner/driver in 1986 het Rookie of the Year kampioenschap. Terwijl het team bestond uit 1 rijder, 2 man voltijdspersoneel, 1 wagen en 2 motoren. Tegen het veel beter uitgeruste team van Michael WaltripâŠ
âAlan had elke race weer andere parttimers opgeduikeld die hij $50,- per weekend betaalde. âAls je wil winnen moet je het ook leuk vinden, en als je het leuk vindt is geld niet belangrijk.â Dat was zijn motto.
Twee jaar later won Kulwicki zijn eerste race, op Phoenix, Arizona. Hij trok profijt van de pech van Ricky Rudd wiens motor stuk ging, 40 ronden voor de finish. Spotter Tom Roberts daarover: âDaar zag je de technische opleiding van Alan. Hij, en ik ook, konden horen dat het niet goed ging met die motorâ.
Na de finish liet Kulwicki nog een keer van zich spreken. Normaal ging elke winnaar in NASCAR recht naar Victory Lane maar Alan keerde zijn wagen om en reed Ă©Ă©n langzame ronde tegen de richting in. Het publiek vond het geweldig want op deze manier kon men de rijder ook in levenden lijve zien, in plaats van alleen maar op de foto.
âIk wilde iets speciaals doen ter ere van mijn eerste overwinning, die is speciaal en verdient een speciaal gebaar. Op deze manier, met mijn âPolish Victory Lapâ, kon ik het publiek aankijken en zij mij. Bij mijn volgende overwinning zal ik het niet meer doen. Je kunt je eerste overwinning maar Ă©Ă©n keer vierenâ
In de jaren daarna kreeg hij aanbiedingen van andere, veel rijkere teams om voor hen te rijden. Aanbiedingen die hij keer-op-keer afsloeg. Hij was begonnen met zijn eigen team, âomdat ik toen geen keus had. Nu wil ik dan ook succes najagen met mijn eigen teamâ.
En dat succes kwam. Kulwicki won dan wel niet veel maar hij was bijna altijd in de top vijf te vinden aan de finish. En daarmee was hij Ă©Ă©n van de drie gegadigden voor de Winston Cup van 1992, hoewel hij dat jaar maar twee overwinningen achter zijn naam had. Bill Elliott en Davey Allison wonnen er dat jaar elk vijf, Ernie Irvan drie. Uiteindelijk won Kulwicki door in de laatste race, op Atlanta, de meeste ronden aan de leiding te rijden wat hem voldoende punten opleverde om de titel te pakken ten koste van Elliott. Ter ere van het kampioenschap reed Alan nog een keer zijn Polish Victory Lap.
Het was een zwaar bevochten kampioenschap wat behaald werd met een klein team tegen vele grote teams, zoals die van Jack Roush, Richard Childress en Junior Johnson. Een David tegen Goliath overwinning. Tijdens de ere ceremonie werd niet toevallig âMy Wayâ van Frank Sinatra gespeeld.
Helaas zou de Polish Victory Lap nog maar Ă©Ă©n keer door het AK Racing team worden uitgevoerd. Want Kulwicki had niet lang plezier van zijn titel. Op 1 april 1993 stortte het vliegtuig, waarin hij onderweg was naar de volgende race op Bristol, neer.
Enkele uren later, toen het nieuws op Bristol doorsijpelde dat er geen overlevenden waren, startte Peter Jellen zijn truck en reed de oval van Bristol op. Met de truck van AK Racing reed hij nog Ă©Ă©n laatste Polish Victory Lap, ter ere van de owner/driver die tegen alle stromen was ingeroeid en had bewezen dat je ook succes kan bereiken door je eigen pad te gaan.
Alan Kulwicki werd slechts 38 jaar maar zijn invloed is er nog altijd, niet in de laatste plaats omdat alle personeelsleden van AK Racing hun plek vonden binnen NASCAR, maar ook omdat in navolging van Alan Kulwicki meer winnaars in NASCAR hun eigen ceremoniĂ«le gebaren ontwikkelden in de vorm van burnouts en donuts. En Jimmie Johnson reed bij zijn afscheid in 2020 een Polish Victory Lap, heel toevallig ook op PhoenixâŠ.
Bronvermelding:
âDare to Dream: The Alan Kulwicki Storyâ
Underbird Rising, The racing Career of Alan Kulwicki
CUP: A Tribute to Alan Kulwicki