Indycar is voorlopig Dixoncar want de man uit Nieuw Zeeland laat momenteel geen kruimel over aan de rest van het veld. Op Texas was zijn voorsprong 4 seconden, wat veel is op een oval. En bij de Indycar Grand Prix op Indianapolis reed hij 20 seconden voor de rest over de finishlijn wat in Indycar minstens een lichtjaar is.
In 2018 werd Dixon voor het laatst kampioen en in 2019 had hij een relatief mager jaar met ‘slechts’ 2 overwinningen en een 4e plaats in het kampioenschap. Misschien dat Chip Ganassi daardoor het gevoel kreeg dat er iets moest veranderen in z’n team, al zegt hij zelf dat er helemaal geen aanleiding voor was, alleen een gevoel.
In ieder geval kreeg de engineer van Dixon, Chris Simmons, een andere baan en nam oldtimer Michael Cannon zijn rol over.
Cannon heeft een schat aan ervaring in het Indycar veld. Eind jaren ’90 werkte hij met Greg Moore bij Forsythe en heeft daarna een omzwerving gemaakt langs onder andere Andretti, Carpenter en Minardi USA. Bij dat laatste team leidde hij Robert Doornbos naar twee overwinningen.
Het lijkt erop dat de wijziging z’n vruchten afwerpt want Dixon is de te kloppen man, ook al hielp een yellow als gevolg van een crash van Oliver Askew goed mee. En op Texas reed Rosenqvist ook snel totdat hij overmoedig werd. Op Indy was de Zweed echter onzichtbaar maar in zijn plaats liet andre Zweed Marcus Ericsson zich van zijn beste kant zien, door van de 14e startpositie naar de 6e plaats te rijden. Daarbij finishte hij vlak achter Rinus Veekay die na een gelukkig getimede pitsstop, enkele ronden voor dezelfde yellow waar ook Dixon profiteerde, zijn 18e startpositie kon omzetten in een 5e plaats aan de finish.
Je zou kunnen zeggen dat Veekay geluk had, dat had hij natuurlijk ook, maar hij wist het ook om te zetten in een solide finish. Hij liet zich niet gek maken door Ericsson en probeerde geen gekke dingen bij Colton Herta die vlak voor ‘m als 4e eindigde, al raakte hij de wagen van de Amerikaan wel een keer. De beginnersfouten van Texas waren verdwenen en dat belooft wat voor de komende dubbel op Road America, de mooiste roadcourse van Amerika, zo niet van de wereld.
Simon Pagenaud liet nog een sterker staaltje racen zien door van de 20e positie naar de 3e op te stomen. De Indy 500 winnaar van vorig jaar rijdt misschien wel beter dan ooit en maakt geen enkele fout. Maar helaas voor hem is hij net een tikkeltje langzamer dan Dixon.
Hadden Veekay, Dixon en Pagenaud laten zien dat ze profijt trokken van een yellow, datzelfde yellow liet Graham Rahal de wedstrijd definitief verliezen. Waarschijnlijk had hij zonder de yellow Dixon ook niet kunnen verslaan want de Nieuwzeelander liep zienderogen op ‘m in. Maar door de yellow ging Rahal’s tweestop strategie in het putje want de driestoppers konden een gratis pitsstop verdienen. Het zegt dan ook wel wat over de snelheid van de Amerikaan want hij wist alsnog tweede te worden.
Pechvogel van de dag was Will Power: hij had de pole, lag lange tijd aan de leiding maar ging ook de mist in met de Askew yellow. Dat daarna tijdens een pitsstop ook nog eens de motor afsloeg zegt veel over hoe fortuinlijk de Australiër momenteel is.
Jack Harvey kreeg van racer Marshall Pruett de Killed by Caution award. De Brit stond met het kleine Meyer Shank team op de eerste rij bij de start maar ook hij viel ten prooi aan de Askew yellow en kwam als 17e over de finish, terwijl hij in de eerste helft van de race gewoon in de top meedeed.
Verder nog opvallende zaken? Een van de snelste mannen van vorig jaar heeft twee afschuwelijke races achter de rug en staat nu 24e, nog achter Takuma Sato en Tony Kanaan die beide een race gemist hebben. Alex Rossi heeft nog veel om over na te denken.
Sage Karam en Spencer Pigot reden hun eerste race van het jaar en deden dat uitstekend, ook al liet de uitslag dat niet zien. Ze reden de hele middag in de top 10 maar mechanische pech deed al hun moeite teniet. Spencer Pigot reed voor een nieuw team, Citrone Buhl, geleid door Robbie Buhl, in de jaren ’90 zelf Indycar coureur. Het team kan terugkijken op een geslaagd debuut.
Op Indy was er ook nog discussie over het aeroscreen. Een van de nadelen van het screen werd pijnlijk duidelijk: het wordt zo’n 40 tot 50 graden in de cockpit en daardoor moet er volop geëxperimenteerd worden met airco’s. De teams zullen daar wel een creatieve oplossing voor vinden maar voorlopig heeft de halo even een streepje voor.
Het eerste combinatieweekend van Indycar en NASCAR was interessant geweest als er niet een heleboel beperkende maatregelen waren geweest. Ik keek er naar uit, wellicht wat uitwisseling van kennis tussen de series, rijders die bij elkaar gingen buurten maar door de Corona maatregelen kwam daar niets van terecht. NASCAR zat aan de ene kant van de baan, Indycar aan de andere zijde en uitwisseling werd niet toegestaan. Publiek was er ook niet dus NASCAR diehards konden ook niet kennismaken met Indycar en omgekeerd. Jimmie Johnsson zou gaan testen voor Ganassi deze week maar juist hij bleek als eerste coureur voor over ik weet besmet te zijn met het Corona virus….
Uiteindelijk zaten NASCAR en Indycar min-of-meer toevallig op dezelfde baan dit weekend. Maar een gezamenlijk evenement was het niet. Maar wellicht wordt het volgend jaar onder normale omstandigheden beter.
Volgende week de dubbel van Road America. Vorig jaar won Rossi daar en wellicht kan de ex- formule 1 rijder daar zijn seizoen een positieve draai geven. Maar in de schaduw van Rossi reed vorig jaar iemand van de laatste positie, na een botsing bij de start, naar de vijfde plaats aan de finish. Zijn naam? Scott Dixon. De rest is dus gewaarschuwd.